De middeleeuwse maatschappij

500 – 1100 Vroege middeleeuwen: Europa in rep en roer

De grote volksverhuizingen

Om te beginnen is er na de val van het West-Romeinse rijk (ongeveer 500 na Chr.) geen stabiliteit meer in West-Europa: allerlei stammen trekken door Europa – we spreken van de grote volksverhuizingen – en dat leidt vooral tot veel gevechten en tot vernietiging van Romeinse gebouwen, wegen, technische installaties, et cetera. Kortom: de geordende Romeinse samenleving verdween.

Onderstaande kaart geeft een indruk welke stammen/volken er tussen 400 en 800 na Chr. ‘op drift raakten’.

De grote volksverhuizingen

volksverhuizingen
De makers van de strips Asterix en Obelix hebben die verwarring ook gebruikt in het verhaal Asterix en de Gothen

Rond 800 na Chr. stabiliseerde de situatie. Dat kwam mede door de voorgangers van Karel de Grote die de opmars van de Saracenen in Spanje een halt toeriepen en in West-Europa een bundeling van krachten bewerkstelligden. Daardoor kon er weer sprake zijn van een geordende samenleving met een centraal gezag.

Invallen van de Vikingen

Maar dat veranderde al snel toen grote delen van Europa te maken kregen met de Vikingen: oorspronkelijk handelaren uit Scandinavië, maar al snel plunderaars en bezetters.

De expedities van de Vikingen

vikingexpedities

In deze periode zijn het vooral de geïsoleerd liggende kloosters en abdijen aan de randen van Europa die het culturele erfgoed bewaken. Met name in West-Frankrijk, Ierland en Engeland hebben kloosterbibliotheken veel belangrijke handschriften en kennisbronnen uit de oudheid bewaard. En in die streken staan ook de oudst bekende kerkjes, zoals Gallarus Oratory op het schiereiland Dingle aan de westkust van Ierland en het abdijencomplex Lindisfarne voor de noordoostkust van Engeland.

En vanuit deze streken werd West-Europa langzaam - niet zonder slag of stoot - gekerstend. Je kent misschien het verhaal van de Engelse missionaris Willibrord die tijdens zijn missie door de Friezen bij Dokkum zou zijn vermoord.

Lange tijd is gedacht dat in deze periode beschaving en kunst vrijwel waren verdwenen. Door wetenschappelijk onderzoek is evenwel vastgesteld dat er in deze periode rondom de Noordzee een bloeiende handel was die leidde tot welvaart, kunstnijverheid en kunstproductie.

Gallarus Oratory op het schiereiland Dingle in Ierland

gallarus_oratory_1gallarus_oratory_2gallarus_oratory_3

Het schiereiland Lindisfarne voor de noordoostkust van Engeland

Lindisfarne
LindisfarneLindisfarneLindisfarneMap Lindisfarne

1100 - 1300 Hoge middeleeuwen: feodale stelsel, standen en kruistochten

Het feodale stelsel

Stel: je bent keizer rond 800 na Chr. van het Frankische rijk en het gebied van je zeggenschap is zo groot als in onderstaand kaartje is weergegeven:

Rijk van Karel de Grote omstreeks 850 na Chr.

Rijk_Karel_de_Grote

Je ziet dat je verschillende bedreigingen van buitenaf moet afweren:

  • De islamitische Saracenen in Spanje;
  • De Kelten en Angelsaksen in Spanje, Engeland en Denemarken;
  • De Slavische volken in het oosten;
  • Het Oost-Romeinse rijk op de Balkan en in Griekenland ...

Dat lukt je alleen maar als je de krachten van allen bundelt. Maar ... hoe doe je dat?

Het feodale stelsel heeft de oplossing.

Heel kort geformuleerd werkt dat stelsel als volgt: je zegt als baas (‘leenheer’) tegen je personeel (‘leenmannen’) dat ze jou met zijn allen moeten steunen bij de verdediging van de rijksgrenzen in ruil voor hulp als zij zelf (als leenman) in de problemen komen.
Voorbeeld: een leenman in het huidige Noord-Duitsland VERPLICHT ZICH geld en troepen te leveren bij het verdedigen van een collega in Noord-Spanje tegen de aanvallen van de Saracenen uit Noord-Afrika, maar omgekeerd wordt hij ook geholpen door zijn Noord-Spaanse collega wanneer er invallen in zijn gebied plaatsvinden vanuit Noord- of Oost-Europa.

Kortom: ‘ik help jou als jij mij helpt.’ En dat geldt niet alleen voor leenmannen onderling, maar ook voor leenheer en leenman: in ruil voor steun en belasting aan de leenheer krijgt de leenman steun van de leenheer en toestemming om belasting (voor zichzelf) te heffen.

Zo’n stelsel van onderlinge afhankelijkheid kan alleen maar werken als iedereen zijn plek en taak kent: trouw en loyaliteit zijn essentieel. Zodra leenmannen voor hun eigen profijt kiezen en het algemeen belang (= de trouw aan hun leenheer) uit het oog verliezen, wordt de maatschappelijke orde ontwricht en staat het voortbestaan van het rijk op het spel.

De standenmaatschappij

In deze periode gold nog een tweede belangrijk ordeningsprincipe, de standenmaatschappij: iedereen in de maatschappij kent zijn positie en handelt daarnaar. Dat betekent dat je behoort tot één van de drie standen:

  • Geestelijkheid: je zorgt voor geestelijk welzijn en maatschappelijke rust;
  • Adel: je beschermt de maatschappij met het zwaard en garandeert orde en veiligheid;
  • Boeren: je werkt om de voedselproductie voor iedereen te garanderen.

Gedurende een aantal eeuwen heeft deze maatschappelijke orde gezorgd voor stabiliteit en een beperkte welvaartsgroei.

Vanaf 1250 werden steeds meer steden gesticht. Daar woonden mensen die niet tot de drie standen behoorden en 'dus' een nieuwe, vierde stand vormden: de burgerij. De stedelingen waren hoofdzakelijk ambachts- en handwerkslieden. Hun verschijnen werd door adel en geestelijkheid als ongepast en bedreigend ervaren. En terecht: vanaf 1450 waren de stedelingen feitelijk de machtigste maatschappelijke groep geworden.

De kruistochten

In de verschillende Europese rijken waren adel en geestelijkheid verwikkeld in een machtsstrijd: wie was uiteindelijk de baas?

De adel beriep zich op de feitelijke, ordenende macht.

De geestelijkheid claimde de superioriteit op grond van het goddelijk gezag van de paus: alle mensen - dus ook keizers, koningen en edellieden - waren gehoorzaamheid aan hem verschuldigd.

Eén van de manieren om deze tweestrijd te beslechten was een gezamenlijke strijd om Jeruzalem - de belangrijkste stad voor het christendom - te veroveren op en te verdedigen tegen de islamitische rijken in het middenoosten.

De paus riep de gelovigen op tot een heilige oorlog. De gelovigen moesten gehoorzamen en zo werd de eerste kruistocht in 1095 een feit. Daarna volgde nog een aantal.

De kruistochten van 1100 - 1300

De kruistochten van 1100 - 1300

De kruistochten hebben niet het beoogde effect gehad - bevrijding van Jeruzalem - maar ze hadden wel een belangrijk ander effect: de kennismaking van West-Europa met de hoog ontwikkelde islamitische cultuur in het Midden-Oosten. Dat leidde tot uitbreiding van de kennis op tal van terreinen en tot uitbreiding van de handelsrelaties.

Hierdoor vergrootten kooplieden hun rijkdom en macht. En zo werd de weg vrijgemaakt voor de ontwikkeling van een nieuwe, vierde stand: de stedelijke burgerij.

1300 – 1500 Late middeleeuwen: opkomst van steden en burgerij

Naarmate de eeuwen verstreken veranderde de maatschappij. Een paar belangrijke factoren zijn daarbij van belang geweest:

  • De invallen van de Noormannen lieten zien dat het feodale stelsel moeilijk te handhaven was. Ook de garantie van veiligheid en welvaart door de adel stond onder druk.
  • Bovendien waren de kruistochten (om Palestina op de Islam te heroveren) op een teleurstelling uitgelopen: de doelen werden bij lange na niet gehaald), maar tegelijkertijd boden ze voor het eerst gelegenheid kennis te nemen van andere, hoger ontwikkelde culturen dan de West-Europese: de Byzantijnse en Islamitische culturen.

Deze twee belangrijke zaken zorgden voor nieuwe ontwikkelingen: de handel met het Byzantijnse rijk en de Islamitische landen kwam op. En dit werd het middel om kennis op allerlei gebieden te verwerven (gezondheid, economie, wiskunde, sterrenkunde, ...). De meest belangrijke ontwikkeling was de stichting en ontwikkeling van steden. Daar vestigden zich handelaren en ambachtslieden die de traditionele standenmaatschappij doorbraken. De burgers ontwikkelden zich, werden kapitaalkrachtiger en vormden een bedreiging voor de machtspositie van de adel. Zeker toen de steden ook nog van verdedigingsmuren werden voorzien. Vanaf dat moment waren ze gelijkwaardig aan de adel.

Nu moeten we ons ook niet al te veel voorstellen van de omvang van die steden. Hieronder is de plattegrond van het huidige Parijs weergegeven: links de stad op dit moment, rechts Parijs in de 18de eeuw (de 'binnenste' ring in het huidige Parijs) en onderaan de middeleeuwse stad in het huidige stratenbeeld getekend (op zichzelf weer een klein gedeelte van het 18de eeuwse Parijs.

De stad Parijs


De stad Parijs in

De stad Parijs in de 18de eeuw

Middeleeuws Parijs in 18de eeuws Parijs

De adel was echter niet de enige stand die door de ontwikkeling van de steden in de problemen kwam: ook de geestelijkheid - die een monopolie bezat op kennis, cultuur en geestelijke ontwikkeling - zag zich bedreigd door de burgers die zich in snel tempo talen, rekenen, aardrijkskunde en logica eigen maakten. Deze vaardigheden hadden de handelslieden en ambachtslui immers nodig om hun werk goed te kunnen verrichten! Het werd nog bonter toen de steden universiteiten gingen oprichten (‘universiteit’ betekent zoiets als ‘gemeenschap van leraren en studenten’). Deze universiteiten ondermijnden de leer van de kerk: de burgers begonnen de beperkte reikwijdte daarvan te beseffen en trokken allerlei leerstellingen in twijfel.

Natuurlijk lieten adel en geestelijkheid het er niet bij zitten. Ze probeerden hun machtspositie te verdedigen en te behouden.

Allereerst de adel. Die liet het feodale stelsel en de standenmaatschappij maar een beetje schieten: die waren eigenlijk al passé. In plaats daarvan probeerde de adel haar eigen positie te verdedigen door te benadrukken dat de adel ‘edel’ en ‘beschaafd’ was, en (dus) gericht op het waarborgen van een geciviliseerde maatschappij. Met andere woorden: een garantie voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de nieuwe maatschappij.

Ook de geestelijkheid benadrukte haar rol als handhaver van de fundamentele religieuze wetten, als behoeder van het menselijk welzijn en als dienaar van de gewone mens. Er kwamen allerlei nieuwe kloosterorden die vooral de nederigheid en de dienstbaarheid van de monniken aan de medemens benadrukten. Ook dateren de eerste ziekenhuizen uit deze periode. Bekend is het Hôtel-Dieu de Beaune in Bourgondië in Frankrijk.

Het eerste 'ziekenhuis in Europa': Hôtel-Dieu in Beaune

HotelDieu

In feite wordt de rol van beide standen na 1300 steeds kleiner en omstreeks 1500 kondigen zich grote veranderingen aan waardoor ze definitief naar de achtergrond verdwijnen:

  • Amerika – de nieuwe wereld - wordt ontdekt door Columbus;
  • De kunst ontwikkelt zich na de vondst van originelen uit de klassieke oudheid - de oude wereld – ;
  • De geestelijke orde en de macht van de katholieke kerk worden ondermijnd door protestbewegingen binnen en buiten de kerk (Luther, Zwingli, Calvijn, …);
  • De verbreiding van kennis en wetenschap profiteert van de uitvinding van de boekdrukkunst.