1010110001100111 (31 10 2020)

Cordula Rooijendonk - protocol, procedure en cultuur

Ik lees de recensie van Aleid Truijens in de Volkskrant van 31 oktober over het dagboek van Cordula Rooijendijk tijdens haar eerste jaar als directeur van een basisschool in Amsterdam. Ik krijg het boek van een goede vriend ter lezing.

In het begin van het boek beperkt Rooijendijk zich hoofzakelijk tot registreren van markante voorvallen. Maar halverwege het boek geeft zij de reflectie meer ruimte. Eén van de eerste momenten waarop dat gebeurt, is de passage over pesten op school:

De schoolarts zit tegenover me met een formulier voor zich.
‘Welke methode hebben jullie tegen pesten?’
‘Die hebben we niet.’
‘O, jammer.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Jammer dat julle niets tegen pesten doen.’ (p. 195)

De schoolarts trekt de voor de hand liggende - maar onjuiste - conclusie: 'geen protocol, dan gebeurt er niets'.

In de observatie van een dag later – twee leerlingen krijgen ruzie in de zandbak, een oudere leerling mengt zich in het conflict en draagt bij tot de oplossing – zet Rooijendijk de zaken even in juist perspectief:

De kracht van ons programma tegen pesten is denk ik dat het eigenlijk geen programma is. Het zit verweven in alles wat we doen, het hele jaar door. (p. 197)

Het omgaan met en tegengaan van pesten is niet vervat in procedures en protocollen, maar is verankerd in de cultuur van de school: de dagelijkse omgangsvormen. Niet in een visie op papier of in maatregelen, maar in dagelijks gedrag.

Rooijendijk krijgt als directeur veelvuldig te maken met mensen (politici, bestuurders, ouders) die aandringen op beschikbaarheid en navolging van procedures en protocollen. Die zijn inderdaad van nut als in het dagelijks gedrag reguleringsmechanismen ontbreken waardoor problemen ontstaan. De 'fout' van bestuurders is dat ze hun aandacht louter richten op (beschikbaarheid en toepassing van) procedures en protocollen en vergeten dat de echte aandacht moet liggen bij de verschraalde ondergrond: de dagelijkse cultuur van kortzichtigheid, egocentrisme en gemakzucht.

Martin Sommer beschrijft in één van zijn columns een delicate scène tijdens de lezing van de Britse filosofe Onora O'Neill voor een internationaal gezelschap van diplomaten en juristen over corrupte culturen.

De Saoedische ambassadeur stond op. 'Mevrouw', zei hij in de microfoon. 'U heeft het over corrupte culturen. Corrupte mensen, akkoord. Maar corrupte culturen begrijp ik niet. Het lijkt wel of u bedoelt dat er betere en slechtere culturen zijn.'

Het antwoord van Onora O'Neill veroorzaakt een pijnlijke stilte bij de aanwezigen:

'Sir, we zijn het inderdaad niet gewend om over corrupte culturen te spreken. Maar ik ben feminist genoeg om culturen waarin vrouwen systematisch worden onderdrukt, corrupt te noemen.'

Sommer vervolgt:

Ze legde uit hoe we het na de Tweede Wereldoorlog allemaal beter zouden doen. Geen willekeur en onderdrukking, maar rule of law, internationaal recht en mensenrechten. Dat is de breed gedeelde progressieve opvatting. Daarna volgde de teleurstelling, omdat het zo moeizaam is om betrouwbare instellingen tot stand te brengen. En dan komt de bekende spiraal, roep om vertrouwen, transparantie, controle, nog verfijndere regels. Tot iedereen er horendol van wordt en het streven naar betrouwbaarheid vastloopt in alleen maar meer wantrouwen.

Waarom onze instellingen hun toevlucht nemen tot protocollen en nog meer regels, is omdat we liever niet over cultuur praten. [Accentuering van mij, GJB]

   

© gertjan baan -